Het door het TKI Nieuw Gas gesubsidieerde project CO-Action richt zich primair op het wegnemen van belemmeringen om olivijn te gebruiken om CO2 te verwijderen, zoals wetenschappelijke hiaten en maatschappelijk-operationele knelpunten die grootschalige toepassingen van olivijn dreigen te hinderen. Deze knelpunten zijn:
1) de onzekerheid rond verweringssnelheden van het mineraal onder natuurlijke veldcondities;
2) de ecotoxicologische risico’s van nikkel dat zit opgesloten in het mineraal.
Een twee jaar durend veldexperiment is in Nederland uitgevoerd om de effecten van verschillende mineraalsoorten (Noors en Spaans olivijn, Canadese wollastoniet), de manier van toepassing, het vochtgehalte, en beplanting op de verweringssnelheid te kwantificeren. Hiervoor is periodiek het poriewater van de grond geanalyseerd op verweringsproducten, waarbij lysimeters werden gebruikt voor het bepalen van de massabalans van stoffen. Daarnaast zijn er verschillende soorten chemische extracties aan de bodem uitgevoerd. Het rekenmodel OWCS V6.3 is gekalibreerd met deze veldmetingen. Het model is uitgebreid met een risicomodule voor nikkel om de mogelijke effecten op grond- en oppervlaktewater te beoordelen.
De resultaten laten zien dat de natuurlijke verwering van olivijn goed te voorspellen is met het rekenmodel. Na twee jaar is 6 tot 8,5 procent van de oorspronkelijke dosering verweerd, waarbij vooral de korrelgrootteverdeling bepalend is voor de verweringssnelheid. De gemiddelde neerslag lijkt weinig beperkend te zijn voor de snelheid van verwering vergeleken met vochtverzadigde condities. Door de vorming van alkalische verweringsproducten nam de pH in de bodem met 0,2 tot 0,5 eenheid toe. De hoeveelheid regenval (in Nederland) lijkt niet beperkend te zijn voor de verweringssnelheid, behalve voor oppervlaktedoseringen. Er zijn over de gehele testperiode geen chronische toxische effecten van nikkel aangetoond.