‘Elektrisch waterstof produceren kan al meer dan honderd jaar’, zegt Andreas ten Cate, Programmadirecteur Systeemintegratie bij het Institute for Sustainable Process Technology (ISPT). ‘In het verleden werd elektrisch produceren op industrieschaal ontwikkeld. De productie uit gas was echter goedkoper, en dat is nu de standaard.’ Nu het belang van verduurzaming steeds zwaarder weegt, stapt de industrie over op elektrische productie uit duurzame stroom. ‘Maar’, zegt Ten Cate, ‘het is nog niet duidelijk hoe dat op grote schaal en tegen lage kosten kan. Daarvoor voeren we het Hydrohub Innovatie Programma uit, en bouwen we nu het Hydrohub MegaWatt Test Centre dat in 2020 de deuren opent en het antwoord gaat zoeken op die vragen.’
Nieuwe technieken
Het Hydrohub Innovatie Programma is een initiatief van ISPT georganiseerd door het Hydrohub Waterstofconsortium: een samenwerkingsverband met inmiddels 31 partners uit het bedrijfsleven, de overheid en kennisinstellingen. Het innovatieprogramma wordt uitgevoerd met ondersteuning uit verschillende regelingen van de Topsector Energie-subsidies van het Ministerie van Economische Zaken.
‘Dit programma bestaat uit drie deelprogramma’s’, vertelt Ten Cate. ‘Het Hydrohub MegaWatt Test Center test en verbetert nieuwe technieken om de elektrolyser – de kern van elektrische waterstofproductie – productiever en goedkoper te maken. In het GigaWatt elektrolysis-deelprogramma wordt verkend hoe een fabriek waar duizend elektrolysers samenwerken het beste ontworpen en gebouwd kan worden. En dan is er nog het HyChain-deelprogramma. Dat richt zich op de internationale waterstofproductie- en transportketens die ontstaan als grote waterstoffabrieken wereldwijd gebouwd gaan worden.’
Waardevolle kennis
‘Het drieledige innovatieprogramma kent een integrale aanpak, zegt Ten Cate. ‘De deelprogramma’s werken dus nauw samen en wisselen volop kennis uit. De technische inzichten over elektrolyse die we in het Hydrohub MegaWatt Test Centre-deelprogramma opdoen, nemen we bijvoorbeeld mee in de fabrieksontwerpen uit het GigaWatt electrolysis-deelprogramma. En als we in dat laatste deelprogramma te weten komen voor hoeveel geld we fabrieken kunnen ontwerpen en bouwen, leren we meer over hoe moeilijk of makkelijk wereldwijde ketens kunnen ontstaan. Dat is weer waardevolle kennis voor het HyChain-deelprogramma.’
Industriële clusters
Vanuit de Nederlandse industrie is er veel interesse voor grootschalig gebruik van waterstof. Ten Cate: ‘Bijvoorbeeld vanwege de grootschalige ontwikkeling van windmolenparken op zee. Windenergie kan naast elektriciteit namelijk ook als waterstof verkocht worden. Daarbij is waterstof relatief makkelijk op te slaan en in te zetten wanneer er minder wind is. Zo kan men ook in periodes van minder wind snel en eenvoudig energie leveren. Een windmolenpark dat beide aanbiedt, kan daarmee op meerdere markten actief zijn. Er zijn kortom veel mogelijkheden.’
Om die mogelijkheden uit te diepen werkt het Hydrohub-programma samen met de vijf grote Nederlandse industriële clusters. ‘Vertegenwoordigers van deze clusters zijn lid van het Waterstofconsortium’, zegt Ten Cate. ‘Elke regio is anders. De stroom in Rotterdam komt bijvoorbeeld van andere bronnen dan de stroom in Groningen. Dat maakt dat je zo’n fabriek nét anders moet inrichten. Dankzij onze samenwerking snappen we hoe de integratie afhangt van de lokale omstandigheden en kunnen we toekomstige waterstoffabrieken op specifieke behoeftes van de regio aanpassen.’
Complexe processen
Ook kennisinstellingen spelen een belangrijke rol in het programma, vertelt Ten Cate. ‘We werken onder andere samen met ECN part of TNO, die kijkt naar de warmtehuishouding in de elektrolyser. Zo komen we te weten hoeveel warmte een grootschalige fabriek kan produceren. Een andere partner is Imperial College in Londen. Zij ontwikkelen tools waarmee we een grootschalige fabriek kunnen ontwerpen, die ook dynamisch stuurbaar is. Dit is een belangrijke eis, want de wind waait niet altijd even hard en de zon schijnt alleen overdag.’
Het Hydrohub-programma heeft met de instellingen afgesproken dat een groot deel van de kennis die uit de samenwerking voortkomt openbaar wordt. Ten Cate: ‘Iedereen ziet daar het belang van. Het is nuttig om met zoveel mogelijk partijen ideeën te ontwikkelen en te delen – nu en in de komende jaren. Daarmee geven we richting aan deze ontwikkelende sector, dat helpt om elektrische waterstof de grote toekomst te geven die het kán hebben. En om op die manier bij te dragen aan het succes van de energietransitie.’